De Champions League van goede fondsenwerving
Goede fondsenwerving laat zich niet vangen in één definitie. Het is geen vaststaand eindpunt, maar een continu proces van leren en verbeteren. Iedere organisatie, en eigenlijk iedere fondsenwerver, hanteert zijn eigen definitie – gevormd door kennis, ervaring en de specifieke situatie waarin men werkt. De één vindt dat fondsenwerving goed is als de gesprekken op straat vriendelijk en efficiënt verlopen. Een ander kijkt vooral naar de kwaliteit van de opvolging richting nieuwe donateurs. Weer een ander legt de nadruk op training, data of de manier waarop teams worden aangestuurd. Allemaal begrijpelijk, maar geen enkele benadering is volledig.
Afgelopen week was ik bij de Greenpeace Acquisition Meeting, een skillshare voor fondsenwervers van over de hele wereld. Daar zag ik Danny McDonnell presenteren hoe UNICEF F2F-fondsenwerving wereldwijd aanpakt. Niet zomaar een straat- of deur-aan-deurprogramma, maar een werkwijze waarin alles klopt: van de juiste wereldwijde strategie, de werving en training van fondsenwervers tot aansturing, monitoring van de resultaten, en de manier waarop donateurs zich écht gezien voelen. (Wereldwijd werft UNICEF 500.000 donateurs per jaar.)
Het voelde alsof ik naar de Champions League van F2F keek. Het was een prachtig voorbeeld van waar we de lat moeten leggen. Niet alleen voor F2F, maar voor alle fondsenwervende activiteiten.
Eerlijk gezegd: 99% van ons speelt niet in de Champions League. Wij bewegen ons meestal in de eredivisie of de eerste divisie. Professioneel, zeker. Met mooie resultaten, absoluut. Maar het verschil met de absolute top is groot – en juist daarom zo inspirerend.
Die top laat zien wat er mogelijk is als je alles scherp organiseert, nergens genoegen neemt met ‘goed genoeg’ en continu blijft investeren in kennis, kwaliteit en innovatie. Het confronterende is dat je dan opeens ziet hoeveel ruimte er nog is om te groeien.
Maar het gaat niet alleen om schaal of budget. De Champions League leert ons ook iets over mentaliteit: de bereidheid om te investeren in mensen, om data en inzichten écht te gebruiken en om te blijven vernieuwen, zelfs als het huidige model succesvol lijkt.
Goede fondsenwerving betekent dus niet dat je een eindstation hebt bereikt. Het is eerder een proces: voortdurend verbeteren, leren van anderen en nieuwe inzichten durven omarmen. Dat vraagt om een bepaalde houding. Niet verdedigen waarom je dingen doet zoals je ze doet, maar nieuwsgierig zijn naar hoe het beter kan. Niet vergelijken om jezelf kleiner te maken, maar om te zien wat je kunt meenemen en toepassen in je eigen context.
Want misschien is de Champions League onbereikbaar – simpelweg omdat je organisatie kleiner is, of je budgetten beperkter. Maar je kunt altijd een stap zetten om beter te worden. Zelfs kleine verbeteringen in werving of behoud kunnen op lange termijn een groot verschil maken.
Dus, wat is goede fondsenwerving?
Voor mij is het niet één vastomlijnde definitie. Het is eerder een verzameling uitgangspunten:
Resultaatgericht: het levert steeds meer middelen op waarmee je missie vooruitkomt.
Lerend en flexibel: je zoekt continu naar manieren om te verbeteren.
Professioneel: je doet het met kwaliteit, integriteit en vakmanschap.
En hoe je dat invult, kan verschillen per organisatie, per land, per situatie.
Misschien spelen we (nog) niet allemaal in de Champions League. Maar de eredivisie en eerste divisie zijn óók plekken waar fantastische prestaties geleverd worden. En zolang we openstaan voor groei, kunnen we iedere dag beter worden.
Goede fondsenwerving is dus niet iets dat je bent, maar iets dat je doet – keer op keer, met nieuwsgierigheid en de wil om te leren.